Natura Artis Magistra

RKD STUDIES

2. Artis en de beeldende kunst

Met de naam 'Natura Artis Magistra' (De natuur is de leermeesteres van de kunst) gaven de oprichters van het Genootschap aan dat zij de wisselwerking tussen de natuur en de kunst belangrijk vonden. Artis was niet de eerste dierentuin met dit streven. In Parijs werd in 1793 het Muséum d'Histoire Naturelle opgericht, waardoor kunstenaars de natuurlijke historie konden bestuderen. Een jaar later opende het Muséum, gelegen in de Jardin des Plantes, een dierentuin waar waar kunstenaars naar levende dieren konden werken.

Ook Artis moest een inspiratiebron voor kunstenaars worden. G.F. Westerman, één van de oprichters en de latere directeur van Artis, zorgde er al in 1839 voor dat leden van de toen net opgerichte Amsterdamse kunstenaarsvereniging Arti et Amicitiae toegang kregen tot de dierentuin om daar te werken.

Behalve G.F. Westerman (directeur 1843-1890) waren zijn opvolgers C. Kerbert (directeur 1890-1927) en A.L.J. Sunier (directeur 1927-1953) van belang voor de beeldende kunst. Diverse kunstenaars hadden toegang tot opslagruimten in de dierentuin of kregen een atelier, zoals bijvoorbeeld Jan van Essen (1854-1936) en Jaap Kaas (1898-1972). Ook werden diverse tentoonstellingen gehouden met het dier als onderwerp.

1
Anoniem Netherlands ca. 1907-1908
Tekenles in de tuin van de Rijksacademie te Amsterdam, met een kameel uit Artis, ca. 1907-1908
Haarlem, Rijksarchief Noord-Holland

Dankzij August Allebé (1838-1927) kwamen veel leerlingen van de Rijksakademie van beeldende kunsten naar Artis toe. August Allebé was van 1870 tot 1906 als hoogleraar verbonden aan de Rijksakademie te Amsterdam en vanaf 1880 tevens als directeur. Allebé had een sterke band met Artis en tekende er zelf veel. Zijn liefde voor Artis bracht hij over op zijn leerlingen met wie hij geregeld naar de dierentuin ging voor praktijklessen tekenen of boetseren. Naast het faciliteren van bezoeken aan de dierentuin voor leerlingen van de kunstopleidingen in Amsterdam, leende Artis ook dieren uit. Deze werden nagetekend in de tuin van de akademie [1].

Ook werden skeletten en dieren op sterk water uit Artis gebruikt in de lessen 'anatomie der dieren'. De samenwerking tussen Artis en de kunstopleidingen in Amsterdam duurde tot ver in de twintigste eeuw voort.

Diverse negentiende-eeuwse schilders, die bekend stonden om hun traditionele diervoorstellingen van vee, honden en katten, waren lid van het Genootschap: Conradijn Cunaeus (1828-1895), Nicolaas Pieneman (1809-1860), Henriëtte Ronner-Knip (1821-1909), Charles Verlat (1824-1890) en Wouter Verschuur (1812-1874). Een aantal schilderijen, aquarellen en tekeningen van deze kunstenaars maakte deel uit van de kunstcollectie van Artis, zoals de aquarel Dode olifant Jack in een landschap (1849) van Cunaeus [2].

2
Conradijn Cunaeus
Dode olifant Jack in een landschap, 1849 gedateerd
Amsterdam, Universiteit van Amsterdam

Jack was afkomstig uit de menagerie van Van Aken, waar hij als een van de grootste attracties gold, en was halverwege de negentiende eeuw aangekocht door Artis. Hij was indrukwekkend groot en rustig, behalve in de bronsttijd. Dan was hij zo agressief dat hij ontsnapte uit zijn verblijf, hokken van andere dieren sloopte en bomen uit de grond rukte. Na negen jaar moest Jack op last van de politie worden afgemaakt, omdat hij een gevaar voor de bezoekers vormde. Dierentuinmedewerkers voerden hem rattengif en Pruisisch zuur, maar deze middelen bleken niet sterk genoeg om het enorme beest te doden. Uiteindelijk is Jack door schutters onder vuur genomen en gedood. 'Na een ontzettende kreet zeeg hij neder', beschreef de toenmalige directeur van de dierentuin zijn dood.1

Ook buitenlandse kunstenaars bezochten de dierentuin. Onder hen was de Deense kunstenaar Johan Thomas Lundbye (1818-1848), die in 1846 op doorreis Artis bezocht en enkele schetsen maakte [3].

De Duitse schilder Max Liebermann (1848-1935) maakte twee schilderijen van het 'Papegaaienlaantje' [4]. Andere kunstenaars, zoals de Duitse schilder en illustrator Heinrich Leutemann (1824-1905), werden uitgenodigd. In 1865 was de allereerste geboorte van een nijlpaard in een dierentuin aanleiding voor directeur G.F. Westerman om deze gebeurtenis door Leutemann te laten vereeuwigen [5].

3
Johan Thomas Lundbye
Schetsblad met vijf ooievaars, 11 juli 1846 gedateerd
Kopenhagen, Hirschsprung Collection, inv./cat.nr. 1445


4
Max Liebermann
Het Papegaaienlaantje, 1902
Bremen, Kunsthalle Bremen, inv./cat.nr. 690 - 1955/10

5
Heinrich Leutemann
Dr. G.F. Westerman voert nijlpaard, 1865 gedocumenteerd
Amsterdam, Natura Artis Magistra


Notes

1 Het skelet van olifant Jacks staat nog altijd in het Zoölogisch Museum van de Universiteit van Amsterdam.